“Zware nacht geweest?”, vraag ik aan een
collega die met donkere kringen om haar ogen binnen komt. “Nou, ik ben vannacht
flink in de weer geweest met mijn oudste zoon.”
Ze vraagt of ik wel goed geslapen heb. Ik kan
haar zeggen dat ik ook in de nacht druk ben geweest met een kind. Ze kijkt mij
niet-begrijpend aan. Logisch, want ze weet dat mijn volwassen dochters al
enkele jaren geleden zijn uitgevlogen.
Maar eentje had het zwaar een paar nachten
geleden. En zij appte mij…haar moeder. Ze had het moeilijk en wist mij
blindelings te vinden. En ondanks haar verdriet maakte dat mij ook een beetje
blij. Omdat ze mij vertrouwt en haar moeilijkheden met mij wilde delen. En
natuurlijk ben ik er dan voor haar. Mijn dochters weten dat ik onvoorwaardelijk
van hen houd en mogen daarop vertrouwen.
Ik besefte dat op de leeftijd die mijn
dochters nu hebben, ik niet meer blindelings naar haar kon gaan. Zij die
onvoorwaardelijk van mij hield. Zij die er altijd voor mij was.
Zij was er in ieder geval totdat ik 24 jaar
was. Op die leeftijd werd ik wees…..
Ik heb het gered. Natuurlijk heb ik het gered.
Maar omdat mijn dochters nu deze leeftijd hebben terwijl ik er nog voor hen kan
zijn, weet ik nu pas wat ik gemist heb. Ik zie het door hun ogen. Ik voel wat
ik gemist heb. En nog steeds mis.
En soms doet dat pijn……..